PERPETUUM MOBILE

Seizoenen

 

LENTE

 

De kleur van smaak

en warmte van het gloren,

het zachte lied, ontwaak

uit droom en wens,…geboren!

Klinkt fris de ochtend,

nieuw als wit papier

en tekent druppel…druppel…

dauw in licht…een naam.

Een ster, een zee van wegen,

elk en ieder onbekend.

Open en gesloten, regen

traan en lach,…je kunt

ze één voor één proberen.

Verscholen en behoed

rond oude, sterke bomen,

zaad…vrucht…een bloem!

 

 

 ZOMER

 

Warm en wetend,

spring een spel en wenk

de zin van leven,

de kroon op weer en werk.

Het samen zweven, komen

en weer gaan, opnieuw

en nieuw, soms boven,

dan weer onder…gaan in zon

en stralen, spattend open,

verscheiden in geheel

en toch weer twee, ineen

als brekers in de golven.

Goudgeel zwoel in kleuren,

barstend rijp ervaren,

geurend goed, gebeuren

zonder kennis van de jaren!

 

 

 HERFST

 

't Wordt kil,

met nu en dan, iets meer…

wat minder, klinkt stil

een klagend zeer!

Geploegd, gezaaid…

maar zeker nog niet braak

is kaf en koren nu gewogen.

Soms veel te vroeg gemaaid;

geen spijt maar twijfels,

doen geen spiegel

voor mijn woorden.

Is alles reeds geschreven

of is na wikken

en wat wegen,

een pril begin…

een nieuw beleven?

 

 

 WINTER

 

Wie leeft, wie niet –

het zachte licht

van zon die zinkt – geniet

van elke blik, het eind in zicht.

Geen grijs, noch grauw verleden

zonder kleur van pracht,

al is…reeds was, geleden,

ontbreekt er nu de kracht.

Het zien in wijsheid, weten

stil en vredig, toch…

het reeds, of af en toe vergeten

van een tel,… een stap en nog

niet moe van innig zijn

en leven dag na dag,

weer zo broos, zo fijn,

nog even…als het mag!

 

oktober ’01

PERPETUUM MOBILE