Seizoenen
LENTE
De kleur van smaak
en warmte van het gloren,
het zachte lied, ontwaak
uit droom en wens, geboren!
Klinkt fris de ochtend,
nieuw als wit papier
en tekent druppel druppel
dauw in licht een naam.
Een ster, een zee van wegen,
elk en ieder onbekend.
Open en gesloten, regen
traan en lach, je kunt
ze één voor één proberen.
Verscholen en behoed
rond oude, sterke bomen,
zaad vrucht een bloem!
ZOMER
Warm en wetend,
spring een spel en wenk
de zin van leven,
de kroon op weer en werk.
Het samen zweven, komen
en weer gaan, opnieuw
en nieuw, soms boven,
dan weer onder gaan in zon
en stralen, spattend open,
verscheiden in geheel
en toch weer twee, ineen
als brekers in de golven.
Goudgeel zwoel in kleuren,
barstend rijp ervaren,
geurend goed, gebeuren
zonder kennis van de jaren!
HERFST
't Wordt kil,
met nu en dan, iets meer
wat minder, klinkt stil
een klagend zeer!
Geploegd, gezaaid
maar zeker nog niet braak
is kaf en koren nu gewogen.
Soms veel te vroeg gemaaid;
geen spijt maar twijfels,
doen geen spiegel
voor mijn woorden.
Is alles reeds geschreven
of is na wikken
en wat wegen,
een pril begin
een nieuw beleven?
WINTER
Wie leeft, wie niet
het zachte licht
van zon die zinkt geniet
van elke blik, het eind in zicht.
Geen grijs, noch grauw verleden
zonder kleur van pracht,
al is reeds was, geleden,
ontbreekt er nu de kracht.
Het zien in wijsheid, weten
stil en vredig, toch
het reeds, of af en toe vergeten
van een tel, een stap en nog
niet moe van innig zijn
en leven dag na dag,
weer zo broos, zo fijn,
nog even als het mag!
oktober 01