DE RUITER VAN DE NACHT
Hij is terug,
de Ruiter van de Nacht.
Ik hoor het kloppen
van mijn hart,
op het ritme
van zijn paard.
Zal hij vannacht
nog stoppen
in mijn stad,
of zal hij wachten
tot ik moe van slaap,
zijn naam vergeet.
Hoor ik in de wind
zijn stille lach
en fluistert hij heel zacht:
ach mensenkind,
er is toch geen ontkomen,
doe geen moeite,
ik vind je zelfs
in dromen.
25/03/02